Ervaringsdeskundige Michelle heeft het van jongs af aan financieel niet gemakkelijk gehad. Inmiddels heeft ze een baan en gaat het een stuk beter. ‘Als ik mensen vertel dat ik in armoede heb geleefd, zijn ze vaak verbaasd’, vertelt Michelle. ‘Maar door mijn ervaring met schulden begrijp ik hun situatie. Ik wil schaamte omzetten in openheid en een voorbeeld zijn voor anderen.’

Een ambtenaar van de gemeente wees Michelle op het werk van Warm Rotterdam. ‘De aanpak sprak me meteen heel erg aan’, zegt ze, ‘want toen ik zelf in armoede leefde vroeg ik me altijd af op welke manier ik mijn mening over de gang van zaken kon geven. Ik had in die tijd een te klein bedrag per week om van te leven, dus er was geen geld voor uitjes, cadeautjes voor mijn zoon of een keer een extraatje. Ik voelde me onbegrepen. Gelukkig kunnen we nu met alle ervaringsdeskundigen samen en het team van Warm Rotterdam ambtenaren wakker schudden.’

Maanden wachten

Michelle vindt dat er tot nu toe niet goed genoeg geluisterd wordt naar mensen in armoede en met schulden. ‘Ik heb bij Vraagwijzer gewerkt en daar kreeg ik vaak van cliënten te horen dat ze zich eindelijk begrepen voelden’, zegt ze. ‘Ik vroeg eerst aan mensen hoe het met hen ging, ik probeerde ze op hun gemak te stellen door begrip te tonen voor de situatie. Pas daarna, soms in het tweede gesprek, ging ik op de problemen in.’

In veel andere gevallen voelen burgers zich niet begrepen door de gemeente.  ‘Het duurt vaak heel lang voordat mensen duidelijkheid krijgen’, zegt Michelle, ‘maar als je geen eten meer kan kopen dan kan je niet gaan zitten wachten op een brief of je over twee maanden recht hebt op een voedselpakket. Ze hebben nú hulp nodig.’  

Onderschat

Onbevooroordeeld luisteren, dat is wat volgens Michelle nodig is. ‘De kwaliteiten van ervaringsdeskundigen worden onderschat’, legt ze uit. ‘Er komen ambtenaren van de gemeente naar ons Warm Spreekuur, om te vragen wat wij hebben meegemaakt, en dan blijkt uit de plannen die ze daarna maken dat ze niet goed geluisterd hebben. Aan ons vragen ze altijd om verantwoording, maar wie vraagt dat aan hen? Hoe hard moeten we nog schreeuwen? Moeten we met spandoeken naar het stadhuis?’