WARM gesprek met Jaime

WARM gesprek met Jaime

Na 5 jaar te hebben gewerkt in de incassosector, besloot Jaime Jorba Bos dat het anders moest en richtte samen met Jeroen van Amerongen Faircasso op. De missie: Nederland aan het sociaal incasseren krijgen en zorgen dat mensen uit de schulden komen, in plaats van nog dieper in de problemen. Overheid, bedrijfsleven, deurwaarders én incassobureaus, iedereen moet meedoen. Hoe en waarom vertelt Jaime 17 oktober tijdens de workshop ‘Eerlijke Incasso’ tijdens Wereldarmoededag in de Pauluskerk. Hierbij een voorproefje!

Wat klopt er niet aan het incassobeleid?

“Het begint al met een conflicterend belang tussen leveranciers en incassobureaus. Leveranciers, zoals energiebedrijven en woningcorporaties, willen goed betalende klanten. Mensen die niet betalen kosten tijd en geld, daar moet je achteraan. Daar schakelen ze incassobureaus en deurwaarders voor in. Maar de incassosector is er juist bij gebaat dat mensen niet betalen. Anders verdienen ze niks. Stel, je hebt een betalingsachterstand van 1.000 euro. Op het moment dat een incassobureau aan het werk gaat, berekent die 15% incassokosten aan jou door, dat is 150 euro. Maar als de betaling uitblijft en het wordt een gerechtelijke procedure, komt daar zo nog eens 1.000 euro bij. Dus daar sturen sommige incassobureaus en deurwaarders bewust op aan. Veel mensen hebben echter niet één incassobureau achter zich aan, maar wel 14 of 15. Als die allemaal een gerechtelijke procedure starten, is het klaar. Dan kom je er niet meer uit. En de leverancier? Die kan soms 10 jaar wachten op zijn geld door alle hoge kosten, en de klant is hij vaak kwijt.”

Klinkt als big business.

“De incassosector is een industrie van 600 bedrijven met 7.000 medewerkers die jaarlijks meer dan een miljard euro omzetten, wat bijna allemaal nieuwe schulden betreft. Ieder jaar weer. Voor opdrachtgevers rollen de incassobureaus en deurwaarders de rode loper uit, maar voor de schuldenaren doen ze niets. Sterker nog, de sector maakt hun problemen groter. Terwijl ze wel hun geld verdienen aan deze mensen. ‘Hadden ze maar eerder moeten betalen,’ zeggen ze dan letterlijk.”

Jij zegt: zet die incassosector aan de kant.

“Dat zou beter zijn dan zo doorgaan. Dan blijven er wat facturen onbetaald, en er ontstaat wellicht wat chaos, maar het zou een enorm probleem oplossen. Waar het me om gaat, is dat het gewoon niet duidelijk genoeg is wat voor kwaad de incassosector doet. Feitelijk doet ze ook niets verkeerd. Leveranciers worden beschermd tegen wanbetalers door wet- en regelgeving en daar houden de incassobureaus zich aan. Of liever: daar verschuilen ze zich achter. Want inmiddels hebben bijna 2 miljoen Nederlanders serieuze financiële problemen. Het neemt epidemische vormen aan. Dan kun je niet meer zeggen: ik dien mijn opdrachtgever en verder doe ik niks.”

Daarom pleiten jullie voor sociaal incasseren.

“Ja. We moeten af van het principe eigen schuld, dikke bult. In Nederland schatten we de zelfredzaamheid van mensen veel te hoog in. Ze hebben hulp nodig, geen partijen die als hyena’s om hen heen staan om ze hun laatste centen afhandig te maken. Op zich is er goede schuldhulpverlening vanuit de gemeenten. Maar het is heel lastig om mensen te bereiken en ze naar de hulpverlening te krijgen. Mensen zijn bang en hebben weinig vertrouwen in de overheid. Je moet er dus eerder bij zijn, voordat het uit de hand loopt. Als incassobureau heb je eigenlijk de perfecte ingang. Wij vonden daarom dat er een sociaal incassobureau moest komen dat tegen betalingsachterstanden is. Dat is Faircasso. Wij helpen opdrachtgevers hun klanten weer financieel gezond te maken.”

Hoe doe je dat?

“Door huisbezoeken te doen, voordat je iets gaat incasseren. En als het toch tot incasso komt, doe je er alles aan om in contact te komen met iemand. Want uit dat contact komt een verhaal en daaruit vaak een oplossing. Dat kan een passende betalingsregeling zijn, of kwijtschelding, maar liever geen gerechtelijke procedure. We voorkomen niet alleen procedures, maar herstructureren ook de regelingen bij andere schuldeisers, om te voorkomen dat het daar misgaat. Gemiddeld genomen liggen 20-30% van de schulden in Nederland bij de deurwaarder. Bij ons is dat minder dan 2%. Daarmee tonen we aan dat het echt anders kan. De incassotak hebben we ondergebracht in een stichting. Geld dat we overhouden in het incassowerk, vloeit terug naar schuldhulpcoördinatie. Want dat is wat we mensen daarnaast aanbieden. Samen met de persoon in kwestie brengen we zijn of haar financiële situatie in kaart, kijken we wat nodig is en zorgen we dat er hulpverlening komt. Er is veel behoefte aan persoonlijke begeleiding, merken we. Mensen hebben niet langer het gevoel dat ze er alleen voor staan.”

Gaat het lukken met die missie, denk je?

“Heel Nederland aan het sociaal incasseren? Ik denk het wel. Bij de grote partijen in de incassosector is een soort besef aan het groeien dat het anders moet. De intentie is er, helaas maken ze het nog niet waar in de praktijk. Maar we zijn met ze in gesprek, net als met overheidsorganisaties als het CJIB, AFM, ACM, de DUO en opdrachtgevers als duinwaterbedrijf Dunea. Onder andere zorgverzekeraar Achmea en het Rotterdamse energiebedrijf Greenchoice zijn om, daar werken we al voor. En uiteindelijk begint de verandering daar, bij de overheid en de schuldeisers. Als die zeggen tegen de grote incassobureaus: zo gaan we dat niet meer doen, dan moeten ze wel veranderen. We zouden ook moeten toewerken naar een situatie waarin er minder incassobureaus, dus minder schuldeisers zijn. De overheid denkt erover om alle overheidsvorderingen via het CJIB te laten lopen. Dan heb je daar in ieder geval 1 loket. En wij kunnen met z’n allen ook iets doen: meer naar elkaar omkijken. Ik denk dat dat echt nodig is. Mensen zijn eenzaam en schamen zich voor schulden. Samen kunnen we Rotterdam socialer maken. Misschien lastig, maar niet onmogelijk.”  
WARM gesprek met Archell

WARM gesprek met Archell

Het grote publiek kent de Rotterdamse storyteller Archell Thompson van zijn voorstelling ‘de Naakte Antilliaan’. Maar door de gemeente en andere instanties wordt hij gevraagd om mensen in de armere wijken van de stad te motiveren en verder te helpen. Archell is erbij 17 oktober op Wereldarmoededag in de Pauluskerk. Hij vertelt dan over de Poverty Escape, een spel dat hij bedacht om mensen in organisaties te laten ervaren hoe het is om weinig geld te hebben.

Je bent een soort hulpverlener, maar dan anders. Hoe pak je het aan?

“Ik werk nu zo’n vier jaar in Rotterdam Zuid en kom bij veel mensen thuis. Mijn aanpak is simpel: persoonlijke aandacht. Het is mijn doel om ze bewust te maken van hun situatie en hun eigen kracht: waar sta je, wie ben je, wat kun je? Ik neem ruim de tijd en ga niet zitten schrijven. Je verhaal kunnen vertellen is het begin van álles. Dat is zo belangrijk. Dus ik luister. En vertel ook over mijn achtergrond. Want er is veel schaamte. Mensen vertellen niet graag dat ze geen werk hebben, of dat ze arm zijn. Maar als ik open ben over waar ik me voor schaam, zijn zij dat ook. Zo maak je echt contact. Pas als het contact er is, gaan we ‘t hebben over wat iemand nodig heeft. Waar iemands creativiteit ligt. Dan volgt dat werk meestal ook vanzelf.”

Heeft die schaamte ook te maken met vooroordelen?

“Tuurlijk. We oordelen constant. Als we een arm iemand op dure schoenen zien lopen, vinden we daar direct iets van. Ik deed dat ook. Tot ik op een dag bij een vrouw thuiskwam. Ze zat in de schuldhulpverlening, met twee kinderen. Haar lamp was stuk en ze ging naar de winkel om een gloeilamp te kopen. ‘Waarom geen spaarlamp,’ zei ik, ‘dat is duurzaam.’ We kregen een discussie. Ik veroordeelde haar. Zij voelde dat. Ze gooide 5 euro op tafel en zei: ‘Dit heb ik voor de hele week. Als ik daar een spaarlamp van koop, hou ik nog maar 3 euro over om te eten. Een gloeilamp kost 50 cent. Wat zou jij doen? Wow, dacht ik, jij bent aan het overleven. Dan denk je niet aan de lange termijn. Als je je niet kunt voorstellen hoe dat is, kun je deze mensen nooit bereiken. Ons hulpverleningssysteem houdt daar geen rekening mee. Ik wilde er iets aan doen, maar erover praten is niet genoeg. Dan vergeten we het weer. Je moet het zelf ervaren. Zo kwam ik op de Poverty Escape.”

Wat is die Poverty Escape precies?

“Het is een groepsspel. Je wordt in een huis gezet, waar je gedurende 3, 6 of 8 uur ‘woont’. Er zijn 10 verschillende karakters. Iedereen speelt een rol en er gebeurt van alles. De acceptgiro’s komen binnen, er zijn deurwaarders, je wordt van het kastje naar de muur wordt gestuurd door de hulpverlening. Als je de rekeningen niet kunt betalen, word je uit je huis gezet. Je merkt dat deelnemers zich erg inleven. Ze worden onzeker en doen dingen die ze normaal niet zouden doen. Gestolen spullen kopen, of frauderen. Enkel en alleen om te overleven. Het is heel confronterend. Daarom is er ook altijd een ervaringsdeskundige bij. We hebben de Poverty Escape gedaan met teams van de gemeente Rotterdam, Amsterdam en Den Haag, en de politie. Ik ben in gesprek met een woningcorporatie en een bank. Het zou goed zijn als meer bedrijven dit als teamuitje zouden doen. Incassobureaus bijvoorbeeld. Je inlevingsvermogen groeit er echt van.”

"Arme mensen doen domme dingen."

Hersenonderzoek laat zien dat langdurige armoede een ingrijpend effect heeft op het brein en daarmee op het cognitief vermogen. Met als gevolg dat arme mensen prima acute problemen kunnen oplossen, maar dat ze minder goed zijn in het ontwikkelen van duurzame oplossingen. Het armoedebeleid moet daarmee rekening houden.
Lees hier het artikel in de Groene Amsterdammer.

Dossier armoede in NRC

Het effect van de crisis is nog steeds voelbaar. De groep ‘langdurig armen’ – zij die al vier jaar een laag inkomen hebben – groeide in 2016 met 16.000 naar ruim 400.000 personen. NRC gaat in het dossier armoede opzoek naar de vraag wat armoede in Nederland is.
Bekijk het armoededossier van NRC hier.

Beata Elistrina van Raemdonck

Beata Elistrina van Raemdonck

Ik ben in armoede opgegroeid. Tijdens de viering van As-woensdag werd mij gevraagd: “Vasten jullie uit religieuze overtuiging?” Dan zei ik: “Nee. Wij vasten elke maand, omdat na drie weken het geld op is.”
Mijn ouders zijn in 1955 Indonesië uitgezet, toen Soekarno aan de macht kwam. Vlak daarna ben ik in Zandvoort geboren. Na talloze verhuizingen belandde ik dertig jaar geleden in Rotterdam. Ik kreeg twee kinderen en deed veel vrijwilligerswerk waaronder in de vrouwenopvang, slachtofferhulp en op het gebied van armoede en huiselijk geweld.
In 2007 ging ik scheiden. Ik kreeg te maken met de uitkeringsinstanties. Vanuit mijn werk kende ik de regels. Toch was het niet makkelijk. Nog steeds niet. Ik solliciteer op allerlei functies, maar word nergens uitgenodigd. Te oud denk ik.
Toen mijn zoon 18 werd, ben ik honderd euro per maand gekort. Maar mijn zoon heeft geen eigen inkomen. Hij leent geld om te kunnen studeren. Ik krijg nu 992 euro per maand. De afgelopen jaren zijn de vaste lasten alleen maar toegenomen. Dan moet je elk dubbeltje drie keer omdraaien.
De hoge vaste lasten zijn amper op te brengen. Zoals de heffingen en belastingen. Een meer-persoonshuishouden betaalt elk jaar 328 euro aan de gemeente voor afvalstoffen en rioolheffing. Het scheelde dat we die afvalstoffenheffing niet hoefden te betalen. Aan de waterschappen betaal je nog eens 154 euro elk jaar. Daar is een kwijtschelding van 99,70 blijven bestaan voor minima. Maar twee jaar gelden nog werd alles kwijtgescholden.
Arm zijn is erg slecht voor het milieu. Je bent gedwongen om goedkope producten aan te schaffen, die zijn vaak niet duurzaam. Ik besteed veel tijd aan boodschappen doen. Elke week ga ik verschillende winkels af voor aanbiedingen. Het is jammer dat ik geen boodschappen kan doen bij de  lokale buurtwinkels, de groenteboer en de slager. In arme wijken is het hele aanbod verschraald. Armoede doet iets met de wijk. Juist de lokale buurtwinkeltjes zijn belangrijk voor de binding tussen mensen.
Voor het vele goede werk dat Beata in Alexanderpolder verricht heeft zij in 2016 de Mia van Ieperenprijs ontvangen.